Schoentjes
Mijn dochter moest nieuwe schoentjes voor de winter dus gingen we naar de schoenwinkel. Dat liep anders dan verwacht.
Ik kan niet meteen goed inschatten of de winkel open is. Het ziet er donker uit binnen. Sowieso heb ik nog nooit echt bedrijvigheid gezien in de buurt van dit pand, behoudens passanten en verveeld rondhangende katten.
Een papiertje op de deur geeft uitsluitsel: Welkom.
Met één hand duw ik de deur open en met mijn andere probeer ik de kinderwagen naar binnen te manoeuvreren, een techniek die ik na bijna twee jaar nog altijd niet helemaal onder de knie heb (al is het niet súper vaak gebeurd dat haar beentjes tussen de deur kwamen).
Binnen twijfel ik nog steeds of deze winkel wel echt open is/ ooit is geweest. Nauwelijks licht, muffe geur en stof op de neuzen van gevoerde pantoffels. Ik heb het al snel gezien: dit wordt ‘m niet. De ene schoen is nog afzichtelijker dan de andere. Ik wil hier weg.
Dan gaat het licht aan. Het duurt een paar seconden voor mijn pupillen zich hebben aangepast. Een vrouw met opgestoken, geblondeerd haar en een panterlegging komt langzaam dichterbij. ‘Kan ik u helpen?’ Haar stem kraakt een beetje.
‘Heeft u schoentjes voor deze kleine meid?’ vraag ik vrolijk.
Huh, waarom zei ik dat? Ik wil hier helemaal geen schoentjes kopen. En hoezo noem ik mijn dochter ineens kleine meid? Dat heb ik echt nog nooit gezegd.
‘Natuurlijk’, zegt de vrouw met een glimlach. Ze heeft slechte tanden. ‘Loopt u maar mee.’
Ze leidt ons richting een hoek van de winkel. Het pad tussen manshoge schappen vol schoenen uit vervlogen tijden wordt steeds smaller. Het voelt alsof we worden opgeslokt. Wat is dit voor plek?
De vrouw gaat het magazijn in om de juiste maat schoentjes te halen. Mijn dochter kijkt me aan. ‘Geen zorgen’, zeg ik. ‘Ik haal ons hier weer weg.’
Roze, glitter, dierenprints, alle clichés komen voorbij. Mijn dochter kijkt verbaasd naar wat er nu weer aan haar voeten zit. Ondertussen probeer ik een uitweg te bedenken. Misschien maar gewoon een paar schoenen kopen, dat lijkt me het makkelijkste. De lafste oplossing ook, die van weinig ruggengraat getuigt, maar goed, veiligheid voorop. En zo duur kunnen die krengen niet zijn.
‘Wat kosten deze?’ vraag ik.
‘90 euro’, zegt de vrouw.
‘Oh.’
‘Ja, deze zijn heel populair momenteel.’
Mijn hoofd draait nu op volle toeren. Wat te doen? Ik besluit de hulpeloze vader te spelen.
‘Ja, ze zijn ook heel mooi, met die gouden zolen zo, maar ik durf dit eigenlijk niet zelf te beslissen. Ik stuur wel even een foto naar mijn vriendin.’
‘Kun je haar niet bellen?’ pareert de vrouw streng. Ze kijkt me met samengeknepen ogen aan. Mijn dochter begint zachtjes te jammeren. Dit gaat de verkeerde kant op.
‘Eh nou, ze is aan het werk dus ik denk niet dat ze opneemt. Maar ik zal het proberen.’ Ik doe alsof ik een nummer intoets en druk mijn telefoon tegen mijn oor.
‘Hij gaat over’, lieg ik. ‘Momentje.’
De vrouw blijft me strak aankijken, armen gekruist. Ze blokkeert de weg naar de uitgang. Misschien kan ik iets tegen haar aan gooien en dan wegrennen. Maar ja, mijn dochter dan?
‘Neemt ze niet op?’
‘Nee.’
‘Hm.’
Dan zie ik de tas met boodschappen die ik net gehaald heb onderin de kinderwagen liggen en krijg ik een idee.
‘Weet je wat ik doe?’
‘Nou?’
‘Ik moet nog een paar boodschappen halen, anders doe ik dat nu eerst even... Als mijn vriendin heeft teruggebeld en zij deze schoentjes ook mooi vindt, wat ik ik eigenlijk wel zeker weet, dan kom ik hier weer heen.’
De argwanende blik van de vrouw gaat naar de kinderwagen. Met mijn linkerbeen probeer ik de tas met boodschappen af te dekken.
‘Jij vindt ze in ieder geval mooi, hè?’ zeg ik op kinderachtige toon tegen mijn dochter om de aandacht te verleggen. Ze kijkt me niet-begrijpend aan.
‘Ik ben nog een uur open’, zegt de vrouw tenslotte.
‘Nou, dan ga ik nu meteen maar.’ Ik loop voorzichtig achterwaarts met de kinderwagen richting de uitgang, mijn ogen op de vrouw gericht, die volgt met de schoentjes in haar handen.
‘Ik zet ze alvast op de toonbank,’ zegt ze. ‘En dan tot zo, ja?’
‘Ja. Tot zo.’
Eenmaal buiten sprint ik er met de kinderwagen vandoor. Ik durf pas aan het einde van de straat om te kijken. Ze is me niet achterna gekomen. Opgelucht haal ik adem.
Oké, mijn dochter heeft geen nieuwe schoentjes en ik zie nu dat ze ook haar oude schoentjes niet meer heeft, die liggen vast nog in de winkel, maar dit had allemaal heel anders kunnen aflopen, is het verhaal dat ik straks thuis zal vertellen.


